Programmabegroting 2026

2 Hoofdlijnen financiële positie

De laatste programmabegroting van dezereedsperiode hebben we in basis opgesteld binnen de kaders van de Kaderbrief 2025-2029. U zult zien dat de begroting daarmee in de basis beleidsarm is, met als uitzondering de opname van een veiligheidsregisseur ter ondersteuning van het openbaar bestuur. Ten opzichte van de kaderbrief treden meerdere mee- en tegenvallers op. Door inzet van de beschikbare buffers en het bijstellen van enkele keuzes uit de kaderbrief op basis van nieuwe omstandigheden bieden we in alle jaren een structureel en reëel sluitend meerjarenbeeld aan. De concernreserve is eveneens toereikend en we zetten meevallers op de jeugdhulp in voor het verlagen de taakstelling op de specialistische jeugdhulp. Hiermee dragen we de begroting goed over aan een volgende raadsperiode en een nieuw college.

Paragraaf 2.1 laat zien hoe zaken buiten de gemeente van invloed zijn op de begroting. In de daaropvolgende paragraaf geven we een samenvatting van de financiële veranderingen ten opzichte van het beeld bij de Kaderbrief 2025-2029. Ook doen we een voorstel hoe we hiermee willen omgaan. De laatste paragraaf laat zien hoe Leiden er met deze begroting financieel voor staat.

2.1. Binnen welke context stellen we de Programmabegroting 2026 op?

Hoe ontwikkelt de economie zich om ons heen?

Het Centraal Planbureau (CPB) schrijft ieder half jaar een rapport over de stand van de Nederlandse economie. In de Macro Economische Verkenning 2026 schrijft het CPB dat onvoorspelbaar bedrag van grote landen en gewapende conflicten zorgen voor onzekerheid binnen de wereldeconomie. Vooral de rente en de prijs van energie worden hierdoor beïnvloed. Dit alles beïnvloedt hoe goed het gaat met de Nederlandse economie en dat heeft vervolgens ook weer invloed op de gemeentebegroting. Het bepaalt bijvoorbeeld hoeveel geld gemeenten via het Gemeentefonds van de rijksoverheid krijgen. Ook beïnvloedt het de bijstandsuitkeringen.
In deze begroting zijn vooral de volgende zaken belangrijk:

  • Ten opzichte van de prognose in het Centraal Economisch Plan van dit voorjaar verwacht het CPB een iets lagere economische groei. De inflatie neemt af. Dat betekent dat de lonen en prijzen naar verwachting iets minder hard stijgen dan vorige jaren. De loonontwikkeling blijft in 2026 in meerdere sectoren wel relatief hoog omdat het CPB verwacht dat in nieuwe Cao-afspraken in diverse sectoren de relatief sterk gestegen prijzen in de jaren 2021-2023 nog deels zal worden gecompenseerd. Het CPB benadrukt steeds de grote onzekerheden voor onze economie door alle onzekerheden in de wereld. Daarom handhaven we in de berekening van ons risicoprofiel (zie paragraaf 3.2.2. Weerstandsvermogen en risicobeheersing) het risico dat in specifieke sectoren de loon- en prijsontwikkeling relatief sterker is dan de gemiddelde indexering waarmee we onze begroting waardevast houden. Met de Kaderbrief 2025-2029 is in de Leidse begroting een groot aantal budgetten (met name salariskosten sociaal domein) bijgesteld op prijsontwikkeling zodat de budgetten waardevast blijven. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het kabinet hebben afgesproken dat in de bekostiging van de gemeentelijke uitvoering van de Wmo en Jeugdwet op termijn een indexatie wordt afgesproken die beter aansluit op de werkelijke kostenontwikkeling. Dit blijven we volgen. De Cao-gemeenten pakt iets voordeliger uit dan waarmee we bij het opstellen van de kaderbrief rekening hadden gehouden. Dit voordeel verwerken we in deze begroting.
  • In de Leidse begroting is een omvangrijk investeringsprogramma verwerkt. Hiervoor moet de gemeente de komende jaren geld lenen. De prijs waartegen dit geld uiteindelijk kan worden geleend bepaalt de kosten die de gemeente de komende jaren moet dragen. Hiermee is de Leidse begoting relatief gevoelig voor renteontwikkeling. Waar dalende inflatie ervoor zorgde dat kortlopende geldleningen door beleidskeuzes van de Europese Centrale Bank weer goedkoper werden, drijven de onzekerheden in de wereldeconomie de prijzen voor langlopende geldleningen op. We verhogen in deze begroting het budget voor rentelasten zodat we ook de komende jaren de rentelasten kunnen blijven dragen.
  • Het CPB verwacht dat de arbeidsmarkt in 2025 en 2026 iets minder krap is dan in voorgaande jaren. Op specialistische functies zien we echter nog steeds dat het lastig is om personeel te werven. Netcongestie en stikstofproblematiek blijven onverminderd een landelijk knelpunt.

Wat betekenen de komende landelijke verkiezingen voor het financiële beeld?

In de Kaderbrief 2025-2029 verwerkten we de uitkomsten van de Voorjaarsnota van het kabinet. De vooral tijdelijke extra middelen voor Jeugdhulp tot en met 2027 gaven hierbij extra lucht, maar lieten tegelijkertijd ook zien dat er naar de verdere toekomst toe nog stevige keuzes nodig zijn. Zie voor de toelichting op de ontwikkeling van het Gemeentefonds het overzicht van de Algemene dekkingsmiddelen.

De val van het kabinet-Schoof betekent dat deze keuzes straks door (en in afstemming met) een nieuw kabinet moeten worden gemaakt. Naast de financiële positie van gemeenten staan nog meer grote vraagstukken op het nieuwe kabinet te wachten zoals het duurzaam betaalbaar houden van de zorg en sociale zekerheid ondanks vergrijzing, het dekken van hogere defensieuitgaven en aanpakken van woningtekorten. Deze en andere vraagstukken zullen ook de aandacht én financiële ruimte van het nieuwe kabinet vragen. Op 29 oktober zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Afhankelijk van de uitslag zal de formatie waarschijnlijk enige tijd duren. Het is hiermee ook onzeker of er bij het gemeentelijke formatieproces na de gemeenteraadsverkiezingen van 18 maart 2026 al een landelijk coalitieakkoord ligt dat meer (financiële) zekerheid geeft over de koers van het nieuwe kabinet.

Wat is de financiële uitgangspositie bij het opstellen van de Programmabegroting 2026?

Bij de programmabegroting en kaderbrief gebruiken we een SWOT-model om in hoofdlijnen een beeld te geven van de sterke en zwakke eigenschappen van onze eigen begroting en balans. Ook laten we in dit model zien welke grootste kansen en bedreigingen in de omgeving van invloed kunnen zijn op de financiële positie van de gemeente en de betaalbaarheid van onze gemeentebegroting op de langere termijn:

Voordelig

Nadelig

Intern

('hier en nu')

Sterkte

a. Kaderbrief 2025-2029 is in alle jaren structureel sluitend;

b. Naast incidenteel toereikend weerstandsvermogen ook structurele behoedzaamheidsruimte;

c. Investeringsambities 2025-2029 zijn gedekt met behoudende afslag voor plannings-optimisme en reservering voor kapitaallasten buiten het meerjarenbeeld.

Zwakte / aandachtspunt

d. Grote investeringsagenda maakt de begroting gevoelig voor projectrisico's en renterisico.

e. Relatief hoge ozb niet-woningen en relatief lage onbenutte belastingcapaciteit.

f. Beperkte taakstelling op de specialistische Jeugdhulp en diverse tijdelijke budgetten binnen het meerjarenbeeld.

Extern

('toekomst')

Kans

g. Economische groei na Corona werkt komende jaren door in volume-ontwikkeling AU;

h. Geplande woningbouw komende jaren werkt buiten meerjarenbeeld door in AU.

i. Afspraken over nieuwe bekostigings-systematiek medebewindstaken Jeugd / Wmo en lopende onderzoeken Gemeentefonds.

j. Incidenteel extra rijksmiddelen

Bedreiging

i. Lopende onderzoeken Gemeentefonds (m.n. centrumfunctie in Sociaal Domein).

k. Geplande woningbouw / bevolkingsgroei binnen meerjarenbeeld kan lager uitvallen.

l. Landelijke en mondiale onrust die voor onverwachte tegenvallers kunnen zorgen door bijvoorbeeld een recessie en stijgende inflatie en rente.

De uitgangspositie na de besluitvorming over de Kaderbrief 2025-2029 is gunstig omdat er zicht is op een (a.) structureel sluitende begroting. Dat betekent dat kosten die jaarlijks terugkomen kunnen worden betaald met inkomsten die jaarlijks terugkomen. Ook heeft de gemeente genoeg eenmalige en jaarlijkse buffers (b.). Tegelijkertijd is dit structureel evenwicht afhankelijk van het realiseren van de (f.) op basis van de bestuurlijke taskforce te realiseren bezuiniging op de specialistische jeugdhulp en het daadwerkelijk afschalen van ambities waarvoor budgetten tijdelijk in de begroting zijn opgenomen. Ook is aan de (structurele) inkomstenkant (e.) de praktische ruimte om door verhogen van tarieven structureel bij te sturen beperkt.

De Leidse gemeentebegroting wordt gekenmerkt door een relatief omvangrijk investeringsprogramma binnen het meerjarenbeeld. Ondanks dat jaarlijks blijkt dat investeringsvolumes veelal naar achter schuiven, is (c.) meerjarig een relatief behoedzame afslag voor planningsoptimisme opgenomen. Ook betrekken we bij de beoordeling van het structureel evenwicht in de laatste jaarschijf ook de kapitaallasten buiten het meerjarenbeeld van investeringen binnen het MIP. Hiermee is er een goede uitgangspositie om de lasten van deze investeringen ook op de lange termijn te kunnen dragen. Tegelijkertijd betekenen veel gelijktijdig lopende investeringen (d.) ook dat in veel projecten dingen kunnen misgaan (zie ook toelichting in paragraaf 3.2.2. Weerstandsvermogen en risicobeheersing). Onderlinge afhankelijkheid van projecten kan bijvoorbeeld vertraging en oplopende plankosten veroorzaken. Daarnaast maakt de grote financieringsbehoefte die voortkomt uit investeringen de begroting gevoelig voor renteontwikkeling.

De ontwikkeling van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds is zeer bepalend voor de betaalbaarheid van de begroting op de lange termijn. Op dit moment lopen landelijk diverse onderzoeken naar o.a. Centrumfunctie en grootstedelijkheid. Ook vinden gesprekken plaats over de verdeelsystematiek en indexering sociaal domein (i.). Hierin zitten kansen als het gaat over betere afspraken rondom bekostiging van medewindstaken sociaal domein, maar ook risico's. De woningbouw in Leiden zorgt binnen het meerjarenbeeld en naar verwachting ook daarbuiten (h.) voor een groeiend aandeel in de verdeling van het Gemeentefonds. Op het moment dat de groei die we binnen het meerjarenbeeld hebben ingeboekt niet wordt gerealiseerd (k.), levert dit uiteraard een nadeel op. We ontvangen vanuit het rijk incidenteel extra compensatie (j.) voor hoge kosten jeugdhulp 2023-2024 en verwachten aanspraak te kunnen maken op de realisatiestimulans woningbouw.

Doordat het Gemeentefonds in volume groeit op basis van de 8-jaars gemiddelde ontwikkeling van het BBP, zal de groei na de coronaperiode de komende jaren nog doorwerken in de ramingen (i). Gelijktijdig is het goed te beseffen dat de huidige geopolitieke onrust met handelsoorlogen en gewapende conflicten in potentie de landelijke en lokale overheidsfinanciën kunnen raken (l.).

2.2. Wat is er financieel veranderd ten opzichte van de Kaderbrief 2025-2029?

Ten opzichte van het financiële beeld en de besluiten bij de Kaderbrief 2025-2029 is een aantal zaken gewijzigd (in 1.000, - = voordeel):

Prg./Nr.

Omschrijving

B/L

I/S

2026

2027

2028

2029

Mee- en tegenvallers

01.1

Salarissen raadsleden

L

S

109

109

109

109

01.02

Wetswijziging voorziening pensioenen politiek ambtsdragers

L

I

1.900

02.01

Veiligheids-regisseur

L

S

138

138

138

138

04.01

Cofinanciering WoKT-aanvraag Leiden-Utrecht beter bereikbaar

L

S

185

B

I

-3.090

L

I

3.090

05.01

Correctie overdekking afvalstoffenheffing

B

S

600

600

600

600

07.01

Voordeel uitgaven specialistische jeugdhulp

L

S

-1.700

-1.700

-1.700

-1.700

Verlagen taakstelling

L

S

1.079

1.700

1.700

Storting reserve SD

L

I

1.700

621

AD.01

Meevaller Cao gemeenten

L

S

-1.160

-1.160

-1.160

-1.160

AD.02

Renteontwikkeling langlopende geldleningen

L

S

624

1.227

1.911

2.528

Subtotaal mee- / tegenvallers

              311

          2.814

          1.598

          2.400

Bijsturing

07.02

Stabiliseren buffer reserve SD Kaderbrief 2025 (2e VR)

L

I

(-2.345)

AD.03

Taakmutatie jeugdhulp meicirculaire naar AD

L

S

476

-357

-1.070

-1.265

AD.04

Inzet stelpost indexering

L

S

-600

-850

-650

-650

AD.05

Inzet behoedzaamheidsruimte

L

S

-278

-250

-250

Subtotaal bijsturing:

-2.747

-1.207

-1.970

-2.165

Saldo wijzigingen t.o.v. kaderbrief

-2.436

1.607

-372

235

Hieronder lichten we de verschillende wijzigingen toe:

01.01 Salarissen raadsleden

Door gewijzigd landelijk beleid ontvangen raadsleden aanvullend een jaarlijks brutobedrag ter hoogte van één maandelijkse raadsvergoeding. Dit bedrag is bedoeld voor het treffen van voorzieningen met betrekking tot arbeidsongeschiktheid, ouderdom en/ of overlijden. Raadsleden dienen zelf zorg te dragen voor de besteding en regeling van deze voorzieningen. Deze regeling gaat in vanaf januari 2025 en leidt tot een structurele, hogere uitgave van afgerond 83.500. Plaatsvervangende raadsleden hebben geen recht op een bedrag om een voorziening te treffen.
Daarnaast wordt gedurende het jaar gemiddeld één raadslid vervangen. Het gaat hierbij om wisselende vervangingen als het gevolg van tijdelijk verlof, zoals bij zwangerschap of ziekte. Hierdoor komt het aantal betaalde raadsleden uit op 40 in plaats van de gebruikelijke 39. Het budget is hierdoor structureel 25.500 te laag.
Samen zorgt dit voor een structurele tegenvaller van 109.000.

01.02 Wetswijziging voorziening pensioenen politiek ambtsdragers

Tot 1 januari 2028 geldt de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers (Appa). De gemeente Leiden houdt in een voorziening middelen aan voor wethouderspensioenen. Bij iedere jaarrekening wordt de benodigde ruimte berekend op het meest actuele bestand. Dit leidt dan tot een niet-geraamde storting of vrijval. Vanaf 1 januari 2028 geldt de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Deze houdt in dat gemeenten de pensioenen van wethouders onderbrengen bij het ABP. Eind augustus ontving gemeente Leiden een eerste brief van BZK met een indicatieve berekening van de verwachte benodigde vermogensoverdracht aan het pensioenfonds (8,7 miljoen, dat is 1,9 miljoen meer dan de huidige stand van de voorziening). Omdat het hier om een onvermijdelijke post gaat nemen we deze mee bij het opstellen van de begroting.

02.01 Veiligheidsregisseur

De gemeente is toegankelijk en bereikbaar. Bestuurders en ambtenaren hebben veelvuldig contact met de stad: achter de balie, tijdens participatiebijeenkomsten en bij andere publieke optredens. Dat contact is nodig en een randvoorwaarde voor het bestuur en dienstverlening aan de stad. Het gaat vaak goed, maar soms ontstaan spanningen en we zien steeds vaker dat dit kan leiden tot fysieke, sociale en psychologische onveiligheid, voor bestuurders, voor ambtenaren en soms ook voor inwoners. Deze ontwikkeling is niet typisch Leids, maar zien we in heel Nederland. De afgelopen jaren is er bij het Leidse stadsbestuur en bij de Leidse organisatie meer aandacht gekomen voor de weerbaarheid van bestuur en ambtenaren. Naar aanleiding van recente cases zien we noodzaak om hier extra op in te zetten. In vergelijking met andere gemeenten ontbreekt in onze organisatie een veiligheidsregisseur (de functienaam gebruikelijk in dit vak) die beleid maakt en adviseert over de brede veiligheidsaspecten van het werk van bestuurders en ambtenaren. We vinden het belangrijk in Leiden goed in contact te staan met de stad, we zullen vaker en bewuster moeten stilstaan bij de veiligheidsaspecten daarvan. We besluiten in 2026 en verder structureel € 138.000 ruimte vrij te maken om deze functie te creëren.

04.01 Cofinanciering Wokt-aanvraag Leiden-Utrecht-Beter-Bereikbaar

We nemen in de jaarschijf 2029 een bedrag voor 3,1 miljoen op als cofinanciering voor een Woningbouwontwikkeling Korte Termijn (WoKT) subsidieaanvraag bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vanuit het programma Leiden-Utrecht Beter Bereikbaar (LUBB). De totale kosten voor het programma LUBB bedragen 208,2 miljoen. Rijk, provincie Zuid Holland, gemeenten Leiden en Alphen aan den Rijn hebben samen al 154 miljoen beschikbaar, waarvan Leiden 14,6 miljoen bijdraagt. Dit geld staat al bij de provincie. Momenteel is er echter nog een tekort van 54,2 miljoen. Gemeente Alphen aan den Rijn heeft namens de regiopartijen een aanvraag gedaan bij het ministerie van IenW om in aanmerking te komen voor de WoKT-middelen. Voor deze middelen geldt een cofinancieringseis van tenminste 35%. Om de kansen te vergroten wordt in de aanvraag ingezet op 40% eigen bijdrage vanuit de regio (21,7 miljoen). De provincie wil hiervan 13,3 miljoen dekken, waardoor gemeenten in de regio en Holland-Rijnland nog 8,4 miljoen cofinanciering moeten inbrengen. Na intensief contact met de provincie Zuid Holland en Holland Rijnland heeft ons college de intentie uitgesproken om de eerdere bijdrage (14,6 miljoen) uit Leiden bij te stellen voor tussentijdse loon- en prijsontwikkeling. Dit komt neer op een extra bijdrage van maximaal 3 miljoen (prijspeil 2025) waar (indien van toepassing) ook de bijdrage van Holland Rijnland uit wordt gedekt. Dit bedrag maken we beschikbaar door 185.000 aan structurele begrotingsruimte uit te ruilen met de reserve afschrijvingen investeringen. Als de WoKT-subsidie niet wordt verleend valt het budget weer vrij naar de concernreserve.

05.01 Correctie overdekking afvalstoffenheffing

De kosten voor het ophalen en verwerken van huishoudelijk afval zijn minder gestegen dan de indexering van de opbrengsten waarmee rekening was gehouden. Omdat de afvalstoffenheffing maximaal kostendekkend mag zijn, moeten de opbrengsten van deze heffing dus ook worden verlaagd. Dit zorgt voor structureel € 600.000 lagere inkomsten op de afvalstoffenheffing. Zie ook paragraaf 3.2.1. lokale heffingen.

07.01 Meevaller kostenontwikkeling specialistische jeugdhulp

De kaderbrief is opgesteld op basis van de uitkomsten van het rapport van de bestuurlijke taskforce / KokxDeVoogd en de toen geldende afspraken over afrekening van de kosten van de jeugdhulp. Naar aanleiding van het rapport hebben de gemeenten afgesproken om vanaf 2025 af te rekenen op basis van het werkelijk jeugdhulpgebruik in een jaar. Deze nieuwe werkwijze vraagt een nieuwe manier van prognosticeren. De eerste prognose laat een onderuitputting zien ten opzichte van de begroting (die was gebaseerd op de ‘oude’ afrekensystematiek) tussen 4 en 5 miljoen. Op een aantal punten zitten nog onzekerheden in deze nieuwe berekening waarover nog het gesprek wordt gevoerd. Ook vraagt duiding van de oorzaken van de onderuitputting nog verdere analyse. We verwachten dat de kostendaling mede het effect is van de investeringen in de sociale basis en de gemeentelijke toegang van de afgelopen jaren (verbeterde triage, normaliseren, collectiveren, afbakening van jeugdhulp verbetering data en monitoring). De aanvullende acties vanuit de bestuurlijke taskforce en Hervormingsagenda gaan deze financiële lijn hopelijk bestendigen en voortzetten. Gezien de onzekerheden willen we eerst de verdere ontwikkeling van de jeugdhulpkosten in de rest van het jaar volgen en een goede analyse maken van de nu onderstane onderuitputting. Het is daarmee niet verantwoord om nu een dergelijk bedrag in te boeken Het lijkt wel reëel om nu 1,7 miljoen structureel in de begroting te verwerken. Dit is de daadwerkelijke onderbesteding in de eerste maanden van 2025. Op basis van de verdere kostenontwikkeling en nadere analyse kunnen we dan bij financiële verkenning voor de collegeonderhandeling een nieuwe raming opstellen voor de structurele jeugdhulpkosten. Het voordeel van € 1,7 miljoen verrekenen we volledig met de reserve sociaal domein en de openstaande taakstelling vanaf 2027. Zie ook paragraaf 3.2.11 Bijzonder programma doorontwikkeling sociaal domein.

AD.01 Meevaller Cao gemeenten

De recent afgesloten Cao gemeenten leidt tot een minder hoge stijging van salariskosten dan waarmee bij het opstellen van de kaderbrief rekening was gehouden. Dit leidt tot ongeveer 0,7% lagere salarislasten. Hierdoor ontstaat een structurele meevaller van € 1,2 miljoen.

AD.02 Tegenvallende renteontwikkeling langlopende geldleningen

Voor het ramen van de rentelasten in de begroting sluiten we al langere tijd aan bij de actuele rente voor 30-jaars lineaire geldleningen. Dit is het type geldleningen dat we in de afgelopen jaren aantrokken. Bij het opstellen van de kaderbrief gingen we ervan uit dat toekomstige geldleningen voor de duur van 30 jaar tegen 3,2% zouden kunnen worden aangetrokken. Sinds het opstellen van de kaderbrief is de kapitaalmarkt door geopolitieke onrust vooral voor dit type leningen verslechterd. Tegelijkertijd zien we dat de rentelasten voor leningen van 10 en 15 jaar onder dit rentepercentage liggen en voordeliger zijn dan de aannames die we in de kaderbrief hebben gemaakt. Gezien de grote financieringsbehoefte en de naderende collegewissel, stellen we voor om in deze fase te kiezen voor behoedzaamheid. Concreet wil dat zeggen: in de raming van rentelasten blijven uitgaan van de actuele rente voor dit type langlopende geldleningen (3,5%). Uitgaande van een gelijkblijvende liquiditeitsbehoefte ramen we hiermee een extra budget dat oploopt tot structureel 2,5 miljoen vanaf 2029 om toekomstige rentelasten op te kunnen vangen. Zo dragen we de begroting netjes over aan de nieuwe raad, met een solide financieringsbasis. Als de rente inderdaad duurzaam op dit niveau komt, kan de nieuwe raad deze op blijven vangen. En als de rente juist daalt of de nieuwe raad ervoor kiest om een andere financieringsstrategie te hanteren, dan kan het structurele ruimte creëren vanuit de vrijval op het budget voor rentelasten. Zo zorgen we voor een zo gunstig mogelijke uitgangspositie voor een nieuwe raad en nieuw college. Zie ook paragraaf 3.2.4. Financiering.

2.3. Hoe sturen we in de programmabegroting bij op deze nieuwe ontwikkelingen?

Met deze ontwikkelingen zou de programmabegroting 2026 niet meer structureel sluitend zijn en zou de concernreserve niet meer voldoen aan de kaders uit de financiële verordening. Daarom hebben we bij het opstellen ten opzichte van de kaderbrief de volgende bijsturingsmaatregelen genomen:

07.02 Stabiliseren buffer reserve sociaal domein (zie 2e Voortgangsrapportage 2025)

Bij het opstellen van de kaders voor deze begroting in de Kaderbrief 2025-2029 was het beeld dat het vrij besteedbaar gedeelte van de reserve sociaal domein lager zou worden dan 5 miljoen. De afgelopen jaren hielden we deze ruimte aan als risicobuffer. Daarom is in de kaderbrief besloten (aanmelding 09.13 in programma 9) om in 2025 de reserve sociaal domein te versterken met € 2,3 miljoen. Door de hierboven bij 07.01 genoemde meevaller op de kostenontwikkeling specialistische jeugdhulp en de aangekondigde extra incidentele rijksmiddelen als compensatie voor hogere kosten jeugdhulp in 2023 en 2024 blijft de reserve sociaal domein ook zonder dit extra geld uit de kaderbrief op voldoende niveau. Daarom draaien we in deze begroting de versterking uit de kaderbrief terug om de concernreserve te versterken. Omdat deze wijziging betrekking heeft op 2025 verwerken we deze in de Tweede Voortgangsrapportage 2025.

AD.03 Taakmutatie jeugdhulp meicirculaire naar algemene middelen

Bij het opstellen van de kaders voor deze begroting in de Kaderbrief 2025-2029 zijn we voor de lasten van de specialistische jeugdhulp uitgegaan van de financiële doorrekening uit het rapport van de bestuurlijke taskforce / KokxDeVoogd. Op basis hiervan hebben we ten laste van de algemene middelen de oude taakstelling van afgerond € 8 miljoen teruggebracht tot 2,2 miljoen en structureel 1,2 miljoen extra budget vrijgemaakt voor het uitvoeren van de bijsturingsmaatregelen van de bestuurlijke taskforce. Hiermee hebben we vanuit de algemene middelen een robuuste meerjarenbegroting voor de specialistische jeugdhulp neergezet. Op basis van nieuwe prognoses lijken door de nieuwe afrekensystematiek en een lagere kostenontwikkeling nu voordelen te ontstaan. Hiermee zijn de financiële vooruitzichten voor de specialistische jeugdhulp gunstiger dan bij de kaderbrief. Daarom is een minder grote bijdrage vanuit de algemene middelen aan de specialistische jeugdhulp nodig dan bij de kaderbrief voorzien.

AD.04 Inzet stelpost indexering

Op de zogenaamde stelpost indexering parkeren we in de begroting het voordelig verschil tussen de indexering van inkomsten en uitgaven dat ontstaat doordat niet alle uitgaven worden geïndexeerd (bijvoorbeeld kapitaallasten van investeringen die in gebruik zijn). Deze ruimte zetten we bij de programmabegroting en kaderbrief in om knelpunten rond de indexeringssystematiek en nadelen die samenhangen met de loon- en prijsontwikkeling op te vangen. Ten opzichte van de kaderbrief vallen de tegenvallers door de correctie op de overdekking van de afvalstoffenheffing, de renteontwikkeling (=toekomstige prijs van geld) en salariëring raadsleden redelijkerwijs binnen deze categrorie. We zetten in deze begroting deze ruimte daarom in om deze nadelen (deels) op te vangen. Na deze inzet resteert op de stelpost jaarlijks een bedrag tussen 2,4 en 1,7 miljoen voor het afdekken van toekomstige knelpunten.

AD.05 Inzet behoedzaamheidsruimte

In de Kaderbrief 2025-2029 hielden we in 2026 (278.000), 2027 (450.000) en 2028 en verder (1.250.000) vrij structureel budget als 'behoedzaamheidsruimte' aan om toekomstige structurele tegenvallers op te kunnen vangen. In deze begroting treden meerdere structurele tegenvallers op ten opzichte van de kaderbrief. We vinden het daarom uitlegbaar om in 2026 (278.000) en 2028 en verder (250.000) een deel van dit budget in te zetten om de programmabegroting sluitend te maken. Ten aanzien van de vorige programmabegroting neemt de behoedzaamheidsruimte meerjarig nog altijd met 200.000 toe. Aanvullend hierop begroten we nog € 2,1 miljoen aan extra behoedzaamheidsruimte tegenover de aanvullende bijsturingsambitie op de specialistische jeugdhulp van 2,1 miljoen uit de Kaderbrief 2025-2029.

2.4. Hoe ziet de financiële positie van de gemeente eruit na het vaststellen van de Programmabegroting 2026?

Met de hierboven beschreven ontwikkelingen en bijsturingsmaatregelen komen we tot een sluitend financieel beeld. Op basis van de begrippen 'stabiliteit', 'flexibiliteit' en 'weerbaarheid' geven we een beeld van de financiële positie van de gemeente Leiden. Zie voor meer informatie over de financiële positie en het risicoprofiel voor het boekjaar 2026 ook de paragraaf 3.2.2. weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Flexibiliteit

Het begrip flexibiliteit heeft betrekking op de mogelijkheden om op de langere termijn te kunnen bijsturen op de inkomsten en uitgaven van de gemeente.

Met deze Programmabegoting 2026 legt het college een voorstel neer met zicht op een structureel sluitend meerjarenperspectief tot en met 2029 (zie ook hoofdstuk 4.1.3. Structureel en reëel evenwicht). Dat betekent dat de jaarlijks terugkerende uitgaven ook langjarig kunnen worden betaald uit de jaarlijks terugkerende inkomsten. Dit biedt een goede basis om meerjarig de begroting structureel sluitend te houden. Het structureel saldo (= structurele lasten min de structurele baten) in deze begroting is als volgt:

In 1.000 (- = voordeel)

2026

2027

2028

2029

Structureel begrotingssaldo

-8.652

-16.742

-13.154

-5

In alle jaren van de meerjarenbegroting zijn de structurele baten hoger dan de structurele lasten. Dit betekent dat de begroting in alle jaren structureel sluitend is. Dit is inclusief de € 10 miljoen aan structurele ruimte die is meegenomen in de jaarschijf 2029 voor kapitaallasten van het meerjaren investeringsplan 2026-2029 die pas in 2030 en verder in de begroting komen. Zie voor verdere toelichting het onderdeel 'Maximale kapitaallasten van lopende kredieten en investeringen uit het meerjareninvesteringsplan 2026 - 2029' in de paragraaf ontwikkeling kapitaallasten van hoofdstuk 4.2.2. Investeringen.

Bij de berekening van dit structureel saldo gaan we ervan uit dat openstaande taakstellingen worden gerealiseerd. In deze begroting zetten we het voordeel op de kostenontwikkeling specialistische jeugdhulp in om de openstaande taakstelling vanuit de bestuurlijke taskforce / KokxDeVoogd in te vullen. Hierna zijn de openstaande taakstellingen als volgt:

In 1.000

2028

2029

Taakstelling bestuurlijke Taskforce / KokxDeVoogd

458

458

Aanvullende taakstelling specialistische jeugdhulp Kaderbrief 2025-2029

2.100

Totale taakstelling

458

2.558

De behoedzaamheidsruimte is een structurele begrotingspost op de Algemene middelen waartegenover geen verplichtingen zijn opgenomen. Dit is vrije begrotingsruimte die het college aanhoudt met het oog op mogelijke structurele tegenvallers en onzekere bijsturingsopgaven.
Onderdeel hiervan is een budget van € 2,1 miljoen als tegenwicht voor de aanvullende bijsturingsambitie van € 2,1 miljoen die in jaarschijf 2029 van de Kaderbrief 2025-2029 is opgenomen. De totale behoedzaamheidsruimte is na besluitvorming over de Programmabegroting als volgt:

In € 1.000

2027

2028

2029

Behoedzaamheidsruimte

450

1.000

1.000

Behoedzaamheidruimte t.o.v. Aanvullende taakstelling specialistische jeugdhulp Kaderbrief 2025-2029

2.100

Totaal

450

1.000

3.100

Weerbaarheid

Weerbaarheid heeft betrekking op het hebben van voldoende buffers om op de korte termijn risico's op te kunnen vangen.

De belangrijkste buffer voor de korte termijn is de concernreserve. Om de minimale omvang hiervan te bepalen voeren we bij de Jaarstukken en de Programmabegroting een risicosimulatie uit. De concernreserve moet in de eerste drie jaren van de programmabegroting tenminste gelijk zijn aan de uitkomst van deze simulatie. In het laatste jaar van de meerjarenbegroting moet de reserve een omvang hebben van 150% van de uitkomst van de simulatie. Door het gestegen risicoprofiel voor 2026 valt de norm voor dit laatste jaar 2 miljoen hoger uit dan bij de Kaderbrief 2025-2029 (zie voor toelichting paragraaf 3.2.2. Weerstandsvermogen en risicobeheering).

De concernreserve voldoet na verrekening van het resultaat van de Tweede Voortgangsrapportage 2025 in alle jaren aan de vereiste minimale omvang, met in 2029 afgerond 50.000 ruimte ten opzichte van de norm uit de financiële verordening. Het verloop van de concernreserve (in 1.000) is in de periode 2026-2029 als volgt (in € 1.000):

Stabiliteit

Stabiliteit heeft betrekking op het voorkomen van onverwachte schommelingen in inkomsten en uitgaven. Met begrotingsafspraken rondom de reserve sociaal domein, de parkeerreserve, het vermogensbeheer grondexploitaties en de bedrijfsreserves van verzelfstandigde organisatieonderdelen zorgen we ervoor dat schommelingen op deze beleidsvelden de totale gemeentebegroting niet rechtstreeks beïnvloeden.

Voor stabiliteit op de langere termijn zijn ook de rente- en schuldontwikkeling relevant. Gemeente Leiden heeft de komende jaren een grote financieringsbehoefte (zie ook de paragraaf 3.2.4. financiering). Deze komt voort uit het door de gemeenteraad vastgestelde investeringsprogramma in bereikbaarheid, klimaatadaptatie, onderwijshuisvesting en andere voorzieningen zoals de nieuwe muziekschool en de investeringen rond het Centraal Station. Hierdoor heeft een daling of stijging van de rente meteen relatief grote consequenties voor de begroting. Zoals hierboven beschreven blijft de rente-ontwikkeling onzeker. Gezien de grote investeringsagenda blijft het hiermee voor stabiele financiën belangrijk om de rentelasten behoudend te ramen. Dit doen we door in het meerjarenbeeld de rentelasten tegen de actuele marktrente voor langlopende geldleningen te ramen. Bij iedere kaderbrief en begroting beoordelen we de ontwikkeling op de kapitaalmarkt en passen de begroting aan. Zo voorkomen we grote schommelingen in de prognoses tussen verschillende begrotingsmomenten.