Programmabegroting 2025

Beleidsterrein 6A Ruimtelijke planvorming en plantoetsing

Doelen en prestaties bij 6A Ruimtelijke planvorming en plantoetsing

Doel

Prestaties

6A1 Toedelen van Ruimte

6A1.1 Opstellen kaderstellende visies voor de ruimtelijke ontwikkeling van regio, stad en stadsgebieden

6A1.2 Stimuleren ruimtelijke initiatieven en ruimtelijke kwaliteit

6A1.3 Opstellen en actualiseren ruimtelijk instrumentarium

6A1.4 Implementatie Omgevingswet

6A2 Ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde ruimte

6A2.1. Behandelen verzoeken om omgevingsvergunning

6A2.2. Het voeren van vooroverleg

6A3 Veilig bouwen en veilig gebruiken van bebouwde ruimte

6A3.1 Toezicht en handhaving op veilig bouwen en gebruiken

Prestatie 6A1.1 Opstellen kaderstellende visies voor de ruimtelijke ontwikkeling van regio, stad en stadsgebieden

Met kaderstellende visies voor de ruimtelijke ontwikkeling geven we aan hoe de maatschappelijke en transitieopgaven een plek krijgen in de regio en de stad. Daarbij gaan we uit van de bestaande kwaliteiten en kansen. De gemeente geeft met producten zoals de regionale Omgevingsagenda Holland Rijnland en de lokale Omgevingsvisie Leiden 2040, richtinggevende kaders mee aan de brede ontwikkeling van de stad en de regio.

Onder druk van de grote ruimtelijke opgaven wil het Rijk meer regie op de ruimtelijke ordening. Daarom is gewerkt aan de voorbereiding van de Nota Ruimte. Bij zowel Rijk als provincie brengen wij vastgestelde visies en/of beleid en eventuele andere relevante gemeentelijke en regionale informatie in. Het gaat bijvoorbeeld om de Omgevingsvisie Leiden 2040, de Regionale Omgevingsagenda, de Regionale Investeringsagenda (RIA), de Regionale Energiestrategie, de Regionale Woonagenda, de Regionale Mobiliteitsstrategie en Samenwerken in de Westflank (stedelijke as van Holland Rijnland).

Voor de gemeentegrens-overstijgende opgaven werken we op regionaal niveau samen aan het agenderen van regionale en Leidse opgaven op provinciale en landelijke tafels om tot realisatie te komen. We werken aan projecten uit de RIA en nemen deel aan het nationale programma NOVEX Zuidelijke Randstad. De inspanningen bij kaderstellende visievorming variëren enerzijds van verkennen, agenderen, prioriteren, afstemmen en het ruimtelijk structureren. Anderzijds gaan de inspanningen over het versterken van samenwerkingen en voeren van gesprekken met bewoners, partijen in de stad, de buurgemeenten, allianties, de provincie, het rijk en ketenpartners. We hebben hierbij oog voor samenhang en de doorwerking van ambities naar de verschillende instrumenten van de Omgevingswet. Door de dynamiek in het ruimtelijk domein vraagt dit steeds om aanpassingen door bijvoorbeeld nieuwe inzichten en wijzigend beleid van hogere overheden, zoals regelmatige herzieningen van het provinciale Omgevingsbeleid.

Komende jaren werken we aan actualisering van de richtinggevende kaders, zoals de Omgevingsvisie Leiden 2040. Dat doen we door nieuwe beleidsambities, beleidsontwikkelingen en beleidsinzichten ruimtelijk te vertalen in de Omgevingsvisie en in andere Omgevingswet instrumenten. We werken aan kaderstellende visies die voldoen aan de eisen van de Omgevingswet en die vindbaar zijn in het Omgevingsloket. Dit is een voortdurend proces. We spelen in op verschillen binnen de stad met gebiedsgerichte kaders die rekening houden met de kwaliteiten, fysieke kenmerken en de functies in een gebied.

Prestatie 6A1.2 Stimuleren ruimtelijke initiatieven en ruimtelijke kwaliteit

Aan nieuwe ruimtelijke initiatieven in de stad werken we graag mee. Met de Omgevingsvisie, Ontwikkelperspectieven en gebiedsvisies geven we meer ruimte om de doelstellingen van de stad te realiseren. Bij een plan in de idee- of schetsfase dat niet zondermeer binnen het bestaand beleid of een bestaand bestemmingsplan past, kijken we of en hoe we dit initiatief (volgens de gedachte van de Omgevingswet) wel kunnen faciliteren. Als een initiatief de gemeentelijke doelstellingen versterkt, kansrijk wordt geacht en past binnen de omgeving kan zo’n initiatief in aanmerking komen voor een vervolgaanpak en verdere uitwerking. De beoordeling van deze initiatieven vindt plaats op hoofdlijnen op basis van de afspraken in het beleidsakkoord. Ambtelijke capaciteit zetten we vooral in bij gebiedsontwikkelingen en in projecten waar we werk met werk kunnen maken.

Onder de noemer stimulering ruimtelijke kwaliteit vallen beleid en acties die betrekking hebben op de beleving van de leefomgeving. In de praktijk gaat dit met name om de aspecten welstand, beeldkwaliteit en architectuur. Het Rijnlands Architectuur Platform (RAP) vormt een brug tussen de gemeente en de stad om de discussie over ruimtelijke kwaliteit te voeren. De gemeente heeft met het RAP dan ook een langdurige subsidierelatie welke het RAP in staat stelt om met een goed programma de belangstelling voor architectuur en leefomgeving voor een breed publiek in de regio te stimuleren. Het programma van het RAP voor 2025 is bepaald in het najaar van 2024.

De kwaliteit van de gebouwde omgeving is een permanent aandachtspunt voor het stadsbestuur. We staan zelf aan de lat voor een hoogwaardige en tegelijkertijd betaalbare inrichting van de openbare ruimte en hebben hiervoor standaarden vastgelegd in het Handboek Openbare Ruimte, dat praktische aansturing geeft op de transformaties van de openbare ruimte. Daarnaast stimuleren we de markt om te investeren in de kwaliteit van het vastgoed. Bij grotere/belangrijkere ruimtelijke ontwikkelingen oefenen we invloed uit op de selectie van architecten. De stedebouwkundig supervisor van de gemeente Leiden is een belangrijke overziener als het gaat om ruimtelijke kwaliteit. Binnen de gemeentelijke organisatie wordt een proactieve rol opgepakt in het organiseren van het gesprek tussen de “binnen” en “buiten” wereld. De relatie met de regio, de stedebouwkundig/architectonische kwaliteit van de ontwikkelingen in de stad en participatie en communicatie vragen blijvend aandacht.

Prestatie 6A1.3 Opstellen en actualiseren ruimtelijk instrumentarium

Implementeren van de Omgevingswet kost nog jaren tijd en aandacht. Dat geldt voor de transitie naar het Leids Omgevingsplan, het vullen van het Digitaal Stelsel Omgevingswet en voor het werken met de Omgevingsvisie Leiden 2040 volgens de beleidscyclus. Sectoraal beleid overzetten en integreren in het nieuwe instrumentarium vraagt een intensieve samenwerking tussen afdelingen en kennis en tijd voor ontwikkeling. Ook worden wijzigingen vanuit lopende projecten hier bij ingevoegd.

Voor de volledige transitie hebben we volgens de Omgevingswet nog tot januari 2032. De snelheid waarmee we ons omgevingswetinstrumentarium ontwikkelen heeft grote invloed op het inzicht in de ruimte voor ontwikkelingen en duurzame verstedelijking. Van sectoraal beleid, vele bestemmingsplannen en losse gemeentelijke verordeningen, brengen we straks voor heel Leiden inhoudelijke besluitvorming samen in integrale producten. Denkend vanuit de kaders in de Omgevingsvisie en drie Ontwikkelperspectieven, brengen we alle regels waar initiatiefnemers aan moeten voldoen in 2025 stapsgewijs verder bijeen in één digitaal Leids Omgevingsplan. De wettelijke beleidscyclus van de Omgevingswet en het Leids planproces worden zorgvuldig op elkaar afgestemd. Dit vraagt nog wel oefening in de gemeentelijke organisatie én in de wijze van besluitvorming. In 2025 zullen we verder concretiseren met welke omgevingsprogramma’s uitvoering wordt gegeven aan de Omgevingsvisie Leiden 2040. Het kan gaan om nieuwe omgevingsprogramma’s of positioneren van bestaande (uitvoerings)programma’s binnen de beleidscyclus van de Omgevingswet.

Het Leids Omgevingsplan heeft een ‘brede reikwijdte’. Alle regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving worden hierin opgenomen, ook bijvoorbeeld voor milieu, gezondheid, cultuurhistorie en evenementen. Dit geeft initiatiefnemers meer inzicht en vormt het toetsingskader bij omgevingsvergunningaanvragen. De juridische regels die voor iedereen bindend zijn, zullen de komende jaren tegen het licht gehouden worden en opnieuw in samenhang (integraal) met elkaar worden vastgesteld. Voor de organisatie betekent dit een intensief traject waarin aan de hand van de doelen uit de Omgevingsvisie enerzijds bepaald wordt welke regels en anderzijds welke inspanningen (omgevingsprogramma) nodig zijn voor het behalen van deze doelen.

Het complete Leidse Omgevingsplan moet – vooralsnog – uiterlijk op 31 december 2031 zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Om deze termijn te halen onderzoeken we welke versnelling wenselijk is. Daarbij zullen we ook afwegen of bestaande regels voldoende kunnen worden aangepast aan de wettelijke eisen, of dat het tijds- en kostenefficiënter is om beleidsdoelstellingen opnieuw te operationaliseren in regels en vergunningscriteria die digitaal raadpleegbaar en begrijpelijk zijn via het Omgevingsloket. De mate waarin ze publieksvriendelijk en toepasbaar gemaakt worden, volgt onze visie op dienstverlening.

Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet is automatisch het Omgevingsplan-van-rechtswege met bestaande regelgeving ontstaan. Dit omvat de voormalige bestemmingsplannen, de Verordening afvoer hemelwater en grondwater en een set regels in de zogenaamde ‘Bruidsschat’ (rijksregels die met de komst van de Omgevingswet overgeheveld zijn naar gemeenten). We voegen daar gedurende de transitieperiode ook de nieuwe Verordening Fysieke Leefomgeving aan toe en eventuele overige verordeningen. Bestaande regels en verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en die niet automatisch opgaan in het Omgevingsplan-van-rechtswege, blijven tot ze zijn overgezet van kracht.

Prestatie 6A1.4 Implementatie Omgevingswet

Vanaf 1 januari 2024 is de Omgevingswet daadwerkelijk ingetreden. Eén nieuwe wet over de fysieke leefomgeving, die een groot aantal huidige wetten en regelingen vervangt. Minder regels, meer lokale afwegingsruimte. Het motto is ‘ja, mits…’ in plaats van ‘nee, tenzij…’. Een wet die vraagt om een andere manier van werken. Van organisatie en bestuur. Integraal, samen, zaakgericht, met een houding die past bij de geest van de wet: initiatieven mogelijk maken, binnen de gestelde kaders. Een grote wetswijziging met bijbehorende veranderingen. De invoeringsdatum van 1 januari 2024 is een belangrijke mijlpaal en is de start van de transitiefase. Deze fase richt zich allereerst op 1 januari 2027 om dan volledig ‘Omgevingswetproof’ te zijn, om vervolgens in 2032 volledig afgerond te zijn.

Met de ontwikkeling van het Leids Omgevingsplan en het actualiseren van de Omgevingsvisie Leiden 2040 krijgt de transitiefase steeds meer vorm en wordt de impact op beleid en capaciteit steeds duidelijker. In 2025 verwachten we de eerste wijzigingsbesluiten van het omgevingsplan voor te leggen en stellen we de eerste omgevingsprogramma’s vast. De projecten en activiteiten in de transitiefase zijn voor de komende jaren voorzien in de derde tranche die in de begroting 2023-2026 is vastgesteld.

Op programmatische wijze wordt gewerkt aan de invoering van de Omgevingswet. Dit gebeurt langs vier programmalijnen. Per programmalijn zijn opgaven geformuleerd.

Lijn 1. Ruimte voor ontwikkelingen en waarborgen voor kwaliteit – als doelstelling:

  • Integrale, gebiedsgerichte visie- en beleidsontwikkeling;
  • Werkende regels die de ambities ondersteunen (Omgevingsplan);
  • Doorwerking van instrumentarium Omgevingswet in thematisch/gebiedsgericht (uitvoerings)beleid.

Lijn 2. Eigentijdse informatievoorziening en dienstverlening – als middel:

  • Gebruiksvriendelijke digitale ontsluiting van lokale regels via landelijk Omgevingsloket;
  • Doelgerichter en effectiever vergunningsproces;
  • Sturen op kwaliteit en bruikbaarheid van gemeentelijke informatie;

Lijn 3. Democratisch gelegitimeerde kaderstelling en besluitvorming – als waarborg:

  • Raadsleden en bestuurders zijn toegerust op anders werken onder de Omgevingswet.
  • Dialoog met de stad en toepassen van principes van participatie;
  • Beter geïnformeerde stad en realistische verwachtingen over de invloed die de wet geeft op de leefomgeving.

Lijn 4: Met elkaar werken aan stapsgewijze verbetering – als houding:

  • Stimuleren/ agenderen dat we werken aan fysieke leefomgeving vanuit perspectief van gebruikers;
  • Ontwikkeling trainingen over werking Omgevingswet.

De uitvoering van de verschillende activiteiten en projecten vindt plaats in de verschillende afdelingen. Het Programma Leiden 2040 wordt naar 2026 toe langzaam afgebouwd, maar bewaakt ook in 2025 nog de samenhang en het samenspel hier tussen. Zij monitort en evalueert het anders werken als gevolg van de Omgevingswet en stuurt waar nodig bij. Over de voortgang van de verschillende programmalijnen wordt de gemeenteraad periodiek geïnformeerd.

Prestatie 6A2.1. Behandeling verzoeken van omgevingsvergunningen

Het behandelen van aanvragen omgevingsvergunningen is een wettelijke taak van de gemeente. De aanvragen behandelen we op een juridisch correcte, transparante wijze, binnen de wettelijke termijnen. Zodra blijkt dat een aanvraag niet voldoet aan het geldende ruimtelijk kader, beoordelen we of we alsnog medewerking kunnen verlenen.

De invoering van de Omgevingswet heeft gevolgen gehad voor de vergunningverlening. Verkorting van wettelijke termijnen vraagt om duidelijke regels, goede stroomlijning van werkprocessen binnen de gemeente en intensievere samenwerking met regionale ketenpartners zoals de omgevingsdienst.
Gelijktijdig met de Omgevingswet is ook een klein gedeelte van de Wet Kwaliteitsborging ingegaan. Essentie van deze wet is dat de bouwtechnische toets en het bouwtechnische toezicht van gemeenten in fasen overgeheveld is naar marktpartijen. De eerste fase gaat vooral om kleine bouwwerken en seriematige grondgebonden nieuwbouwwoningen. De impact van deze eerste fase op de vergunningverlening in Leiden is beperkt.

Het VTH softwarepakket is aangepast op de Omgevingswet en kan digitaal communiceren met het nieuwe landelijke loket, de Landelijke Voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De kosten van de vergunningverlening (en het bouwtoezicht) dekken we deels met de legesopbrengsten en deels vanuit de algemene middelen.

Prestatie 6A2.2 Het voeren van vooroverleg

Ook in 2025 voert de gemeente vooroverleg met initiatiefnemers van bouwplannen in de stad, via één van twee verschillende ‘loketten’. Het intaketeam houdt zich bezig met grotere en complexere bouwinitiatieven van projectontwikkelaars, waarvan verwacht wordt dat deze in latere planfasen gecoördineerd moeten worden door het gemeentelijke Projectbureau.

Conceptverzoeken voor kleinere en middelgrote bouwinitiatieven, waarvoor later geen coördinatie vanuit het Projectbureau nodig is, worden besproken aan de initiatieftafel. Dit is een goed middel om de burger of professional met een bouwinitiatief te begeleiden richting een vergunbare aanvraag wanneer het niet direct duidelijk is of de vergunningaanvraag kansrijk is. Of om, als een vergunningaanvraag geen enkele kans van slagen heeft, hierover zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. Zo voorkomen we dat onnodig tijd en geld geïnvesteerd wordt in een onhaalbaar (bouw)plan, zowel door de initiatiefnemer als door de gemeente. Het conceptverzoek/de initiatieftafel biedt meer ruimte om reacties uit de omgeving van het initiatief in de planvorming te betrekken dan na het indienen van een aanvraag. Een goed doorlopen conceptverzoek met positief resultaat biedt ook de mogelijkheid voor snellere vergunningverlening.

Prestatie 6A3.1 Toezicht en handhaving op veilig bouwen en gebruiken

Op 1 januari 2024 is de eerste fase van Wet Kwaliteitsborging voor de bouw in werking getreden als onderdeel van de invoering van de Omgevingswet. Deze wet geldt voor de nieuwbouw van kleine bouwplannen en de nieuwbouw van grondgebonden seriematige woningbouw. Bij dit type bouwplannen is de technische toetsing en het technisch toezicht naar de marktpartijen gegaan. De gemeente controleert nog wel of de toetsing heeft plaatsgevonden. Het aantal aanvragen die betrekking heeft op de eerste fase van de Wet Kwaliteitsborging is in 2024 zeer laag geweest. Inmiddels heeft het rijk besloten om de invoering van de volgende fase, de verbouw van kleine bouwplannen, als gevolg van de beperkte aanvragen in fase 1 uit te stellen en niet in te voeren per 1 januari 2025. De invoering van de tweede en derde fase is afhankelijk gemaakt van de praktijkresultaten in de eerste fase. Die resultaten worden 3 jaar na de invoeringsdatum verwacht.

In 2025 blijven wij volgens het Leids protocol toezicht houden op de uitvoering van de Omgevingsvergunningen, mogelijk met een kleine bijstelling op het type bouwplannen dat in de eerste fase valt van de Wet Kwaliteitsborging voor de bouw per 1 januari 2025. Prioriteit blijft liggen op constructieve veiligheid, brandveiligheid en omgevingsveiligheid. Jaarlijks wordt een nadere prioritering vastgelegd in het uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving.